Tuinliefhebbers kennen de Gelderse roos vooral van zijn gekweekte variant, de Sneeuwbal of Balroos (V. opulus 'Roseum'), die op het eind van de lente menig tuin met witte tennisbal-grote trosbloemen siert. Zijn populariteit in de tuin als sierheester is zeker niet misplaatst. De Gelderse Roos is immers het jaar door een kleurrijke en interessante plant.
Onze wilde Gelderse roos heeft in plaats van geurloze sneeuwballen, lekker ruikende bloemschermen. Deze bestaan uit een krans van grote bloemen met in het midden een partij lekker ruikende, kleine bloemen. De grote steriele 'lokbloemen' trekken de aandacht van zweefvliegen en kevers, die de kleine vruchtbare bloemen in het midden bestuiven. Enkel deze kleine bloemen zorgen vanaf de zomer voor trossen rode bessen.
De giftige bessen zijn door hun kwade smaak niet in trek bij vogels. Na vorst zou een enkele lijster of merel zich al eens wagen aan deze ultieme 'aquired taste'. Enkel bij strenge winters - wanneer er geen ander voedsel meer om handen is - worden de bessen opgegeten. Dankzij de geringe populariteit van de bessen bij onze vogels, kan je de winter door genieten van hun mooie rode kleur.
Wat betreft sierwaarde moeten de bladeren niet onderdoen voor de bloemen of de bessen. De jonge bladscheuten hebben een wijnrode kleur en ontplooien zich tot een fris groen blad met een interessante vorm die doet denken aan het handvormig gelobd blad van een Esdoorn. De soortnaam 'opulus' verwijst naar de oude Latijnse naam voor esdoorn (opalus).
In het najaar krijgen de bladeren van de Gelderse roos een mooie herfstkleur. Afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht, de plant en de standplaats varieert de kleur van fel geel tot intens donkerrood. Na het vallen van het blad komen de bleke takken te voorschijn, behangen met trossen rode bessen.
De Gelderse roos verkiest een rijke humeuze bodem die niet uitdroogt en niet langdurig nat blijft. De plant mijdt zware polderklei en droge of zure bodems. Het is een typische struik van vochtige doornstruwelen en broekbossen. De Gelderse roos is de laatste jaren algemener geworden in België dankzij zijn populariteit in aanplantingen langs wegen, bermen en dijken.
Zijn voorkeur voor een vochtige bodem en verwantschap met de Vlier (Sambucus nigra), gaf de Gelderse roos de veel toepasselijkere naam Watervlier. De Gelderse roos is geen roos en heeft niks met Gelderen te maken. Op het wapenschild van de stad Gelderen staan drie witte mispelbloemen. De 5-bladige bloemen van de Mispel (Mespilus germanica) werden verward met de 5-bladige randbloemen van de vrij algemeen voorkomende Watervlier en deze werd per abuis omgedoopt tot Gelderse roos.
Prachtige witte bloemen in de lente, een mooie warme kleur in de herfst en glanzende rode bessen tot een gat in de winter. Een plant uit de duizend. Er is echter één minder aangenaam aspect aan de plant. Wanneer de bladeren of bessen ontbinden, verspreiden ze een opvallend onaangename, bijna fecale geur. Desondanks - of net dankzij - is de Gelderse roos zonder twijfel een plant die er uit springt.