De gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) is een boom die van nature in Zuid- en Midden-Europa voorkomt. In Nederland en België is hij sinds lang geleden ingeburgerd en wordt hij tot 30 m hoog.
Deze soort heeft stevige twijgen die dikke tegenoverstaande knoppen met bleekgroene knopschubben dragen. De bladeren zijn vijflobbig en handnervig, bovenaan donkergroen, onderaan blauw-groen tot grijsrood. De toegespitste lobben zijn ongelijk gekarteld. De bladeren verschijnen iets voor de bloemen.
De bloemen zijn geel-groen en ontstaan in hangende, aan de basis samengestelde trossen, in één tros kunnen mannelijke, vrouwelijke en steriele bloemen voorkomen.
Net als alle esdoorns heeft deze soort gevleugelde vruchten, die twee aan twee bij elkaar zitten. De vleugels van de vruchten vormen een scherpe tot een rechte hoek, smaller aan de basis. Deze vruchten ontkiemen de volgende lente. Ze zijn giftig voor paarden.
De gewone esdoorn heeft graag een diepe frisse grond, maar groeit ook op arme slechte grond. De soort is wel gevoelig voor bladluizen en meeldauw.
De gewone esdoorn is een kensoort voor het onderverbond Ulmenion carpinifoliae van het verbond van els en gewone vogelkers (Alno-padion).
(tekst: Wikipedia, foto: Maksim, Wikimedia Commons)