De knolcyperus (Cyperus esculentus), ook wel aardamandel en tijgernoot genoemd, is een vaste plant die behoort tot de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant wordt beschouwd als een hardnekkig onkruid in de teelt van aardappels en maïs en de gladiolenteelt. De knolcyperus vermeerdert zichzelf hoofdzakelijk vegetatief. De plant komt voor in Eurazië en komt oorspronkelijk uit de warmere gebieden. De knolletjes werden al geteeld in de Nijlvallei door de Oude Egyptenaren. De Arabieren brachten de knolcyperus in de achtste eeuw mee naar Spanje, van waaruit het zich verder over Europa verspreidde.
Vanaf 1970 is de knolcyperus waarschijnlijk meegekomen met gladiolenknollen. Sinds 1984 is er in Nederland een bestrijdingsprogramma.
De plant wordt 30-80 cm hoog en heeft lange slanke wortelstokken en ongeveer 1 cm grote knolletjes. De stengel is scherp driekantig. De langwerpige bladeren zijn 0,4-1 cm breed.
De knolcyperus bloeit in Nederland van juli tot oktober. De kafjes zijn strokleurig tot geelbruin. Er wordt weinig of helemaal geen zaad gevormd.
De knolletjes worden in Zuid-Europa gegeten, maar ook wel in Nederland tussen pasen en pinksteren. De smaak doet denken aan hazelnoten of amandelen. In Nederland wordt een knolletje een aardamandel genoemd, in Frankrijk 'Amandes de terre' en in Spanje 'Chufa' (uitspraak tshúfa).
De knolletjes bevatten circa 25% vet, 30% zetmeel en 7% eiwit. Het vet bestaat voor een groot deel uit onverzadigde vetzuren, zoals oliezuur en linolzuur. Verder komt vitamine H (biotine) en rutine, een flavonoïde, naast vele mineralen voor.
Ook worden de knolletjes gebruikt voor de karper<nowiki/>visserij.
In de regio Valencia wordt in het gebied "l'Horta Nord" knolcyperus geteeld. Hier wordt van de knolletjes de drank Horchata gemaakt. In maart en april worden de knolletjes gepoot en van oktober tot december geoogst.
(tekst: Wikipedia, foto: Blahedo, Wikimedia Commons)