De koningskaars (Verbascum thapsus) is een plant uit de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). De plant groeit in het duin- en krijtgebied en is daar vrij algemeen. In andere delen van Nederland is de soort zeldzaam. De bladeren en de stengel zijn bedekt met een dichte wollige beharing.
De bloemen zijn geel en hebben een doorsnede van 1,5-3 cm. Er zijn vijf kroonbladeren die aan de voet zijn vergroeid. Er zijn vijf kelkbladen en vijf meeldraden, waarvan er drie gele of witte haartjes hebben.
De bloemen vormen een dichte aar. De plant bloeit van juli tot de herfst.
De bovenste bladeren zijn aflopend tot het volgende blad. De onderste bladeren hebben een gevleugelde steel.
Koningskaars draagt een doosvrucht die kleine zaadjes bevat.
De bloemen van de plant worden gebruikt om het ophoesten te bevorderen bij problemen met de ademhalingswegen. In de kruidboeken van de 16e eeuw van Otto Brunfels, Hieronymus Bock (Tragus) (1498-1556) en Leonhart Fuchs wordt beschreven hoe de harige plant met teer kan worden besmeerd en zodoende als fakkel kan worden gebruikt.
De koningskaars is waardplant voor onder meer Anania verbascalis, Chamaesphecia masariformis, Dolycoris baccarum, Melitaea trivia, Nothris verbascella en Shargacucullia thapsiphaga.
(tekst: Wikipedia, foto: BotMultichillT, Wikimedia Commons)