De stippelvaren (Oreopteris limbosperma) is een kosmopolitische varen uit de moerasvarenfamilie (Thelypteridaceae). De varen komt vooral in de bergen voor en dan vooral in bossen op zandgrond. De stippelvaren is in België en Nederland zeldzaam tot zeer zeldzaam.
De stippelvaren is een overblijvende, kruidachtige plant met een korte, verticale wortelstok waaruit elk jaar opnieuw een bundel heldergroene bladen groeit.
De bladen zijn opvallend helder geelgroen, tot 100 cm lang, lijnlancetvormig, bovenaan tot een spits uitgerekt en onderaan versmald uitlopend tot een reeks korte blaadjes. Het blad is dubbel geveerd. De onderzijde van het blad is bezaaid met gele kliertjes, die bij kneuzing een citroen- of sinaasappelgeur afgeven (vandaar de Engelse benaming Lemmon-scented Fern). De bladrand is, op de insnijdingen na, glad en niet getand.
De bladsteel is ongeveer een zesde van de lengte van het blad en is bezet met schubben.
De sporenhoopjes zijn klein en rond, afgedekt met een teer dekvliesje en liggen in twee rijen langs de bladrand. De sporen zijn rijp van juli tot september.
De stippelvaren is een soort van vochtige, voedselarme maar humeuze en zure zandgronden in schaduw of halfschaduw. Hij is meestal te vinden in gebergtes, in schaduwrijke loofbossen, vooral op de kanten van greppels en holle wegen. Komt meer naar het noorden ook voor op schaduwrijke hellingen buiten het bos, zoals in depressies in hoogveengebieden.
De stippelvaren komt voor voor in gematigde streken van het noordelijk halfrond, in Europa, westelijk Noord-Amerika en Oost-Azië.
In België is de plant zeldzaam in de Ardennen en zeer zeldzaam op de zandgronden in Vlaanderen zoals in de Kempen. In Nederland is de soort zeer zeldzaam in het zuiden en oosten van het land (Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Zuid-Limburg). In 2005 werden in Overijssel de stippelvaren nog op een veertigtal plaatsen aangetroffen.
(tekst: Wikipedia, foto: Rotatebot, Wikimedia Commons)