De tamme kastanje (Castanea sativa) is een loofboom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae), die van nature voorkomt in het Middellandse Zeegebied. De boom kan een hoogte bereiken van 25-35 meter.
De tamme kastanje is gemakkelijk herkenbaar aan de lange, grof gezaagde lancetvormige bladeren. Deze zijn glanzend donkergroen aan de bovenzijde. De onderzijde is ietsje lichter. Na het uitlopen van de bladeren verschijnen de hoofdjesjachtige mannelijke bloemen die als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten. De vrouwelijke bloemen bevinden zich aan de basis van de katjes, omgeven door een groene, schubachtig bebladerde vruchtbeker. Kevertjes, vliegen en bijen zijn de bestuivers van de tamme kastanje. Van de mannelijke bloemen gaat een geur uit die kevers aanlokt, en op de stempel bevindt zich een zoetsmakend druppeltje nectar. Aan de rijpe vrucht blijft vaak de mannelijke, aarvormige bloeiwijze zitten.
De vruchten zijn leerachtige, glanzend bruine noten. Meestal zitten er drie bijeen in een geelbruine, gestekelde, vrij grote vruchtbeker (cupola). Deze openen zich met 4 kleppen. De stekels zijn een soort afweerwapen tegen de voortijdige aanval door vogels en eekhoorns.
Meerstammigheid is een bekend verschijnsel bij de tamme kastanje.
De vrucht van de tamme kastanje is een noot die met 2 tot 4 stuks in een bolster (napje) zitten. Deze bolster wordt gevormd door schutbladen. De vruchten (kastanjes) kunnen, nadat de stekelige bolster is verwijderd, worden geschild en gegeten, in tegenstelling tot de kastanjes van de giftige paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) die overigens bij een geheel andere plantenfamilie behoort, de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De herfst is de tijd dat men rijpe vruchten vindt.
Onder meer eekhoorns, gaaien, kraaien, muizen en wilde zwijnen eten de kastanjes. Zij zorgen ervoor dat de bomen zich in het wild verspreiden.
Ook veel insecten eten van de kastanjes, waarvan Curculio elephas de belangrijkste is. Verder zijn te noemen: de gewone spiegelmot (Cydia splendana), gewone dwergbladroller (Pammene fasciana), Xyleborus dispar en sinds 2002 ook de galwesp Dryocosmus kuriphilus .
De tamme kastanje heeft een levensduur van circa 500-1500 jaar. Er is een beroemde tamme kastanje, die staat bij de gemeente van Sant'Alfio in Sicilië (op de hellingen van de Etna) en die naar schatting 2000-4000 jaar oud is.
De tamme kastanje is inheems in Zuid-Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Daar groeit hij in mediterrane eikenbossen in gebieden met warme zomers en zachte winters, meestal op silicaathoudend gesteente. Ten noorden van de Alpen is het een oude cultuurplant en vaak verwilderd.
Men heeft altijd verondersteld dat de Romeinen de tamme kastanje naar Noord-Europa gebracht hebben. Volgens nieuwe onderzoekingen groeide hij daar al tijdens het late ijzertijdperk rond 200 voor Christus. Waarschijnlijk hebben de Kelten de lekkere vruchten meegenomen en voor verspreiding gezorgd. Dat lukte vooral in de warmere gebieden van het Rijndal. Later gingen de Romeinen de tamme kastanje steeds vaker verbouwen om hun legioenen van voedsel te voorzien. In middeleeuwse kloostertuinen werd hij doelgericht aangeplant.
In Zuid-Engeland staan heel grote exemplaren. In Noord-Amerika zijn de aaneengesloten bossen van de Amerikaanse tamme kastanje (Castanea dentata) door de kastanjepest voor het grootste deel verdwenen.
In Nederland en België komt de boom verwilderd voor en verder op oude landgoederen. Hij is hier ingevoerd door de Romeinen, die erg gesteld waren op de vruchten. Met name in het zuidoosten van Nederland zijn vrij veel oudere tamme kastanjes te vinden. Monumentale exemplaren zijn te vinden bij Beek-Ubbergen (de Kabouterboom in het Kastanjedal), in Arnhem en op diverse plaatsen in Limburg.
De tamme kastanje is een kensoort voor het zomereik-verbond (Quercion roboris).
De vruchten van de tamme kastanje kunnen, in tegenstelling tot die van de paardenkastanje, gegeten worden. Men kan de kastanjes roosteren of koken. Ook kan men gedroogde kastanjes verwerken in meel.
In talloze landen in met name Midden-Europa worden gepofte kastanjes meteen na de oogst in de nazomer op straat verkocht. In veel landen, onder andere in Frankrijk, Zuid-Tirol en Hongarije is de kastanjepuree ("crème de marron", "gesztenyepüré") geliefd in desserts of als bijgerecht. Kastanjepuree is in blik of gemalen uit de diepvries te koop. In Nederland worden kastanjes wel gepoft of gekookt.
In het Italiaanse Casola in Lunigiana worden gedroogde tamme kastanjes gemalen en het meel gebruikt voor het bakken van het brood la marocca di Casola, dat voor het grootste deel uit tamme kastanjemeel bestaat en verder aangevuld wordt met tarwebloem.
Het hout van de boom is uitstekend timmerhout: het lijkt qua kleur en structuur op eikenhout. De volumieke massa is iets lager, maar het heeft een hoge duurzaamheid doordat er veel looizuur in het (kern)hout zit. Hierdoor verkleurt het hout in contact met ijzer. Het wordt veel gebruikt om hekken van te maken.
Het hout van de tamme kastanje is fijnvezelig en zeer goed bestand tegen vocht. Het is houdbaarder dan eikenhout en daarom zeer geschikt voor het vervaardigen van tuinmeubels, bruggen, steunpalen voor druivenstokken en vaten. In Frankrijk, met name in het departement Ardèche wordt het hout wel als timmerhout gebruikt.
Eigenschappen<br>
Duurzaamheidsklasse : II kernhout, V spinthout
Volumieke massa : 600 kg/m³
Radiale krimp : 0,6 - 0,7 %
Tangentiale krimp : 0,9 - 1,3 %
Werken : 1,5 - 2 %
(tekst: Wikipedia)